61-66

Oefening 61

Oefening 62

Oefening 63

Mijn ouders kopen een nieuw huis.

Mijn ouders zijn erg gelukkig met elkaar.

Mijn ouders zijn met vakantie naar Marokko.

Mijn schoonvader heeft met de hond gewandeld.

Mijn schoonvader wandelde elke avond met de hond.

Mijn schoonvader wandelt elke avond met de hond.

Mijn sleutels liggen nog thuis

Mijn tante uit Amerika komt overmorgen.

Mijn vader heeft gisteren mijn haar geknipt.

Mijn vader is achter in de vijftig.

Mijn vader werkt bij de supermarkt.

Mijn vriend is gek op speelfilms.

Mijn vriend wacht buiten op mij.

Mijn vriendin is aan het werk.

Mijn vriendin woont om de hoek.

Mijn vriendin zit te werken.

Mijn vriendin is bezig met werken.

Mijn vrouw past op de kinderen.

Mijn zoontje was in tranen.

Mijn zusje huilt bijna elke dag.

Mijn zusje van vier gaat naar de crèche.

Mijn zusje vouwt de was op.

Mijn zussen praten over ditjes en datjes.

Moeder doet boodschappen, ze koopt rijst en groente.

Moet je horen wat er in de krant staat.

Morgen is er weer een dag.

Morgen moet hij op voor het examen.

Morgen neem ik een vrije dag.

Na regen komt zonneschijn.

Naar mijn mening wordt niet gevraagd.

Oefening 64

Oefening 65

Oefening 66

Naar welke school gaat uw kind na de basisschool?

Naar wie waren zij aan het luisteren?

Nederland en Duitsland hebben tegen elkaar gevochten.

Nederland heeft de dichtste bevolking van Europa.

Nee hè, daar gaan we weer.

Neem je dan gelijk wat melk mee?

Neem jij de telefoon even aan?

Neem jij wat geld mee?

Niet met volle mond praten.

Nieuwe bezems vegen schoon.

Om twaalf uur is het tijd om naar huis te gaan.

Onze dochter is al 15 jaar getrouwd.

Onze flat kijkt uit op de markt.

Onze kinderen hebben nog 1 oma.

Oorlog is het tegenovergestelde van vrede.

Op de basisschool zitten kinderen tot 12 jaar.

Op de fiets moet je uitkijken voor auto’s.

Op de markt koopt zij altijd sinaasappels.

Op donderdag heb ik pianoles.

Op mijn school zitten 1200 leerlingen.

Op woensdagmiddag zijn de schoolkinderen vrij.

Op zaterdag gaan we altijd naar de markt.

Op zondag zijn bijna alle winkels gesloten.

Opa gaat naar Amsterdam, hij gaat naar het consulaat.

Opschieten! Tijd is geld.

Over een half uur komt er weer een vliegtuig.

Over koetjes en kalfjes praten.

Pas goed op je broertje.

Pas op dat je niet valt.

Pas op! Voorzichtig!