03-04

Verhaal 3

Bij de bakker.

Op de hoek van de straat is de bakker. Hij verkoopt brood, broodjes en gebak.

Vanmiddag krijg ik bezoek. Daarom zoek ik iets lekkers uit voor bij de koffie.

De bakker heeft veel keuze! Ik neem appelflappen.

Ik betaal en loop terug naar huis.

Vragen:

Verhaal 4

De cursus.

Op woensdagmiddag gaat Ann naar de cursus. Ze leert Nederlands. Ze kan het al heel goed, maar ze wil het nog beter leren. In haar klas zitten zes mensen: 2 mannen en 4 vrouwen. Ze leren spreken, lezen en grammatika en idioom. Ann vindt idioom het leukst. Spreken vindt zij moeilijk.

Vragen:

  1. Welke winkel is er op de hoek van de straat?

De bakker. (Op de hoek van de straat is de bakker.)

  1. Op welke dag gaat Ann naar de cursus?

Woensdag (Ann gaat op woensdag naar de cursus.

2. Wat verkoopt de bakker?

Brood, broodjes en gebak (De bakker verkoopt brood, broodjes en gebak.)

2. Waarom gaat Ann naar de cursus?

Om Nederlands te leren. (Ann gaat naar de cursus om Nederlands te leren.)

3. Waarom koop ik iets lekkers bij de bakkers?

Omdat ik bezoek krijg. (Ik koop wat lekkers, omdat ik bezoek krijg.)

3. Zitten er alleen vrouwen in haar klas?

Nee, ook mannen. (Nee, er zitten ook mannen in de klas.)

4. Heeft de bakker veel gebak?

Ja. (Ja, de bakker heeft veel gebak.)

4. Wat vindt Ann het leukst om te leren?

Idioom (Ann vindt idioom het leukst om te leren.)

5. Ga ik met de fiets terug naar huis?

Nee, ik loop. (Nee, ik loop terug naar huis.

5. Gaat Ann de hele dag naar de cursus?

Nee, alleen in de middag. (Nee, Ann gaat alleen in de middag naar de cursus.)