Tekst 4

Karel heeft geen contant geld in zijn portemonnee. Hij wil pinnen. Hij zoekt op straat naar een geldautomaat. Hij hoeft niet lang te zoeken. Hij doet zijn bankpas in de automaat. Hij toetst zijn pincode. De automaat wil weten hoeveel euro’s Karel wil hebben. Karel wil honderd euro’s hebben uit de automaat. De automaat geeft eerst de bankpas terug. Daarna geeft de automaat ook honderd euro’s. Karel stopt de euro’s in zijn portemonnee. Nu heeft hij weer contant geld.

Lees altijd eerst de vraag. Zoek bij elke vraag het goede antwoord.


7) Wat wil Karel hebben?

a. Geld.

b. Bankpas.

c. Portemonnee.


8) Waar zoekt Karel naar als hij op straat loopt?

a. Geld.

b. Pinautomaat.

c. Pincode.

d. Pinpas.