Tekst 2

Mijn vrouw houdt van winkelen. Ze gaat graag naar de stad. Ze gaat het liefst met haar zus. Zij kopen dan tassen, jassen, truien, shirts en broeken. En laarzen of schoenen. Heel mooi allemaal. En alles is altijd heel goedkoop. Zij zeggen altijd dat alles een aanbieding is. Dat is fijn. Een aanbieding is nooit duur. Ik ben heel blij met mijn vrouw. Ik zie haar graag in haar mooie kleren. En ik weet niet wat duur of goedkoop is.

Lees altijd eerst de vraag. Zoek bij elke vraag het goede antwoord.


3) Met wie gaat mijn vrouw het liefst winkelen?

a. Met mij.

b. Haar zus.

c. Aanbieding.

d. In de stad.


4) Waar gaat mijn vrouw graag naar toe?

a. Naar de stad.

b. Naar een aanbieding.

c. Naar mijn zus.