43-48

Oefening 43

Oefening 44

Oefening 45

Ik moet nog snel boodschappen doen.

Ik moet nu gaan, anders kom ik te laat.

Ik moet plassen.

Ik moet vandaag nog veel doen.

Ik neem een aspirine tegen de hoofdpijn.

Ik praat liever niet tegen hem

Ik raad naar het goede antwoord.

Ik reken op je hulp.

Ik schaam me voor mijn vuile handen.

Ik schaamde me toen ik het antwoord niet wist.

Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist.

Ik slaag voor mijn examen.

Ik slaagde voor mijn examen.

Ik spaar mijn geld op voor een brommer.

Ik speel met mijn neefje in de speeltuin.

Ik spreek mijn vriend elke dag.

Ik sta het plafond van mijn huis te verven.

Ik studeer samen met mijn vrienden in dezelfde stad.

Ik trek vandaag mijn spijkerbroek aan.

Ik twijfel aan de waarheid van dit verhaal.

Ik verdien geld met een krantenwijk.

Ik vind dit geen goed boek.

Ik vind gekookte eieren lekker.

Ik vind het leuk met mensen om te gaan.

Ik vind dat een leuk meisje.

Ik vind dat geen aardige jongen.

Ik voel me al weer een stuk beter.

Ik voel me niet helemaal lekker vandaag.

Ik voel me vandaag niet zo lekker.

Ik was de hele dag bezig met je te bellen.

Oefening 46

Oefening 47

Oefening 48

Ik was je de hele dag aan het bellen.

Ik was vaak te laat op mijn werk.

Ik weet het niet.

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren.

Ik werk met vijftig man op 1 afdeling.

Ik werk vijf dagen per week, acht uur per dag.

Ik wil graag politieagent worden.

Ik wil graag twee dozen aardbeien.

Ik wil je even wat vragen.

Ik wil je wens vervullen.

Ik woon in het centrum van de stad.

Ik woon in Lima.

Ik woon naast de drogist.

Ik woon samen met mijn familie in een dorp.

Ik woon samen met mijn vriend.

Ik woonde in Lima.

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is.

Ik zit een examen te maken.

Ik zit te schrijven.

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was.

In de herfst vallen de bladeren van de bomen.

In de zomer gaan veel mensen op vakantie.

In die school wordt vanmiddag een feest gegeven.

In geval van nood moet je 112 bellen.

In het buitenland schijnt de zon vaker dan in Nederland.

In Indonesië is het altijd warm.

In Indonesië verbouwen ze veel rijst.

In Nederland gebruiken we elke meter land.

In Turkije zwemmen de jongens in de rivier..

Is dat huis te koop of te huur?