E01-E02

Verhaal E01

De voetbalwedstrijd.

De buurjongens Joachim en Alfred zijn op weg naar het voetbalveld. Vandaag speelt hun team een wedstrijd. De jongens hebben er erg veel zin in. De tegenstanders komen uit een andere stad. Ze spelen wel vaker tegen elkaar. De scheidsrechter en de trainer zijn er ook al. Alle spelers ook. De wedstrijd kan beginnen. Iedereen doet goed zijn best.

Het eerste doelpunt valt! Goal!!

Het team van Alfred en Joachim staat voor met 1-0. Ze juichen en springen in het rond van vreugde.

Na de rust wordt de lucht plotseling donker en verschijnen er lelijke wolken. Er komt regen aan. Dat is niet zo fijn, voetballen in de regen.

Dan fluit de scheidsrechter: de wedstrijd is voorbij. De uitslag is 1-1.

Het was een fijne wedstrijd. Niemand heeft echt gewonnen, maar iedereen is tevreden.

Vragen:

Verhaal E02

Eric staat in de file.

Het is maandagmorgen. Eric is op weg naar zijn werk. Hij rijdt in de auto van Nijmegen naar Arnhem. Het is druk op de weg. Meestal is er niet zoveel verkeer. Eric let goed op, want hij wil geen ongeluk krijgen. Voor hem ziet hij plotseling knipperende lichten van een vrachtwagen. De vrachtwagen staat stil. Er staan nog veel meer auto´s voor de vrachtwagen, ziet Eric. Een file! Dat komt hem heel slecht uit, want hij heeft een belangrijke vergadering. Zijn baas zal het niet leuk vinden als hij te laat komt. De file staat soms stil en rijdt soms heel langzaam. Eric ziet ook een politie-auto en een ambulance. Dan is er vast een ongeluk gebeurd. Hij luistert of er nieuws op de radio is over de file. Ja, de file is 6 kilometer, dat is best lang. Eric haalt zijn mobieltje uit zijn tas en belt naar zijn werk. Hij vertelt zijn baas wat er aan de hand is. Een uur te laat komt hij op zijn werk. De vergadering is dan al bijna afgelopen. Dat vindt Eric niet erg, want hij houdt niet zo van vergaderen.

Vragen:

  1. Wat zijn Joachim en Alfred van elkaar?

Buurjongens. (Alfred en Joachim zijn buurjongens van elkaar.)

  1. In welke plaats woont Eric?

In Nijmegen. (Eric woont in Nijmegen.)

2. Waar komen de spelers van het andere team vandaan?

Uit een andere stad. (De tegenstanders komen uit een andere stad.)

2. Waar is zijn werk?

Eric werkt in Arnhem. (Zijn werk is in Arnhem.)

3. Wie maakt het eerste doelpunt?

Het team van Alfred en Joachim. (Het team van Alfred en Joachim maakt het eerste doelpunt.)

3. Is er op maandag altijd veel verkeer op de weg?

Nee, meestal niet. (Nee, meestal is het op maandag niet zo druk op de weg.)

4. Kennen de spelers elkaar?

Ja. (Ja, ze kennen elkaar, want ze spelen wel vaker tegen elkaar.)

4. Hoe weet Eric dat er een file is?

Door de knipperende lichten van een vrachtwagen. (Hij ziet voor hem de knipperende lichten van een vrachtwagen.)

5. Zijn de buurjongens er eerder dan de trainer?

Nee. (Nee, want de trainer en de scheidsrechter zijn er al.)

5. Waarom wil Eric niet graag te laat op zijn werk komen?

Hij heeft een belangrijke vergadering. (Hij will niet graag te laat komen, omdat hij een belangrijke vergadering heeft.)

6. Wat roepen de jongens als het eerste doelpunt valt?

Goal! (Als het eerste doelpunt valt, roepen ze „Goal!“.)

6. Rijdt de file langzaam?

De file rijdt soms langzaam of staat stil.

7. Houdt de wedstrijd op, als het gaat regenen?

Nee. (Nee, als het gaat regenen, spelen ze gewoon door.)

7. Waarom denkt Eric dat er een ongeluk gebeurd is?

Hij ziet een polie-auto en een ziekenwagen. (Hij denkt dat er een ongeluk gebeurd is, omdat er een ziekenauto en een politie-auto staan.)

8. Welke partij maakt het tweede doelpunt?

De tegenstanders. (De tegenstanders van Joachim en Alfred maken het tweede doelpunt.)

8. Hoe lang is de file?

6 Kilometer.(De file is 6 kilometer lang.)

9. Wanneer is de wedstrijd afgelopen?

Als de scheidsrechter fluit. (De wedstrijd is afgelopen, als de scheidsrechter fluit.)

9. Hoe weet Eric de lengte van de file?

Van de radio. (Hij heeft op de radio gehoord hoe lang de file is.)

10. Waarom was het een fijne wedstrijd?

Iedereen is tevreden. (Het was een fijne wedstrijd, omdat iedereen tevreden is.)

10. Hoe weet de baas van Eric dat hij te laat zal komen?

Eric belt hem met zijn mobieltje. (De baas weet dat, doordat Eric hem met zijn mobieltje belt.)


11. Hoeveel te laat komt Eric op zijn werk?

Een uur. (Eric komt een uur te laat op zijn werk.)

12. Begint de vergadering dan net?

Nee, de vergadering is dan bijna afgelopen. (Nee, als Eric op zijn werk komt, is de vergadering bijna afgelopen.)

13. Wat vindt Eric ervan, dat de vergadering bijna afgelopen is?

Niet erg. (Eric vindt dat niet erg, want hij vindt vergaderen niet zo leuk.)