Vragen
De vragen die gesteld worden zijn kort, het antwoord nog korter: meestal één woord. Bij het examen geldt: geen antwoord is een fout antwoord. Dus als je kunt, gewoon antwoorden. Bij sommige vragen wordt een keuze gesteld bijvoorbeeld: "Jan is 10 jaar en Piet is 11 jaar. Wie is ouder, Jan of Piet?" Als je het niet weet, kies er dan maar een uit. Je hebt in ieder geval 50% kans.
Mocht je de geluidfragmenten niet horen, probeer deze oefeningen dan op http://www.studeersite.nl/vragen.html.