t25-30
Oefening 25
Oefening 26
Oefening 27
praten zwijgen
praten, spreken, zeggen horen, luisteren
precies ongeveer
prettig onprettig
raak mis
recht krom
recht schuin
rechts links
rond vierkant
rond recht
rustig druk
Ruw glad
samen alleen
schaars overvloedig
Scheef recht
scherp bot
schoon vuil
schoon vies, vuil, smerig
schuldig onschuldig
slagen zakken
slap stijf
slapen wakker zijn
slapen wakker
slim dom
slordig netjes
smakelijk onsmakelijk
smal breed
Snel traag
Snel langzaam
Somber vrolijk
Oefening 28
Oefening 29
Oefening 30
sommige, een paar alle
soms altijd
staan zitten
staan liggen
sterk slap
sterk zwak
stijgen dalen
stoppen doorgaan
stout lief
strafbaar toegestaan
strak los
succes mislukking
tam wild
toekomst verleden
traag snel
trouwen scheiden
uit in
uitdoen aandoen
uitgang ingang
vaak soms
vader moeder
Vals eerlijk
van naar
vandaag morgen
vast los
veel weinig, een beetje
veilig onveilig
ver vlakbij
ver (weg) dichtbij
Verboden toegestaan