Tekst 3
Meneer en mevrouw Van Dam doen boodschappen. Ze hebben veel dingen nodig uit de supermarkt. Daarom zijn ze met de auto. Het is druk op het parkeerterrein bij de winkel. Maar ze vinden een parkeerplaats. Na twintig minuten komen ze met een kar vol met boodschappen terug bij de auto. Meneer Van Dam zet alles in de auto. Daarna start hij de auto. Hij rijdt weg. Boem! Hij rijdt tegen de lege boodschappenkar. “Oh, wat ben jij dom!”, zegt mevrouw Van Dam.
Lees altijd eerst de vraag. Zoek bij elke vraag het goede antwoord.
5) Hoe zijn meneer en mevrouw Van Dam naar de supermarkt gegaan?
a. Met een boodschappenkar.
b. Met een auto.
c. Met boodschappen.
6) Wat halen zij in de supermarkt?
a. Een parkeerplaats.
b. Een lege boodschappenkar.
c. Veel dingen.
d. Een auto.