Tekst 6

In de winter heb ik een muts op mijn hoofd. In Nederland is er in de winter wind en regen of sneeuw. In januari en februari is de temperatuur vaak onder nul. Dan doe ik mijn muts op, want ik wil geen koude oren. Koude handen heb ik ook niet in de winter. Ik doe warme handschoenen aan. Als ik warm ben, kan ik lachen. Koud zijn vind ik helemaal niet leuk.

Lees altijd eerst de vraag. Zoek bij elke vraag het goede antwoord.


11) Wat doe ik in de winter aan mijn handen?

a. Sneeuw.

b. Een warme muts.

c. Handschoenen.


12) Wat kan ik, als ik lekker warm ben?

a. Muts.

b. Koude handen.

c. Lachen. d. Leuk.