Tekst 2
Op maandag is het wasdag. Dan doe ik de was. Gelukkig heb ik een goede wasmachine. Alles kan in de machine. Alles wordt schoon. Het is niet veel werk, want de machine doet alles. Als de was schoon is, maak ik de machine leeg. Op maandagmiddag moet ik strijken. Dat is niet zo makkelijk. Strijken kan niet in de machine. Ik moet alles zelf strijken: T-shirts, broeken, jurken, rokjes, overhemden, onderbroeken, handdoeken en theedoeken … Alles! Dat is veel werk.
Lees altijd eerst de vraag. Zoek bij elke vraag het goede antwoord.
3) Waarmee doe ik de was?
a. Met een machine.
b. Met mijn handen.
c. Niet in de machine.
d. Met strijken.
4) Wat is veel werk?
a. De was doen.
b. Machine leegmaken.
c. Strijken.